T – Tegenstellingen. Op straat kom je allerlei tegenstellingen tegen. Er zijn zo veel verschillende mensen, wat zorgt voor grappige, ontroerende en mooie communicatiemomenten.
R – Reclame. Het uithangbord van de winkel, het logo van de McDonalds, de billboards langs de kant van de weg, reclame is niet weg te denken van de straat!
E – Emoties. Een emotioneel afscheid of weerzien, ruzie, liefde, een verdwaald kindje op straat.
E– Economie. De straat houdt de economie draaiende met zijn winkels, restaurants, straatverkopers, zelfs de zwervers.
T – Toeval. Iemand na lange tijd weer op straat tegenkomen, per toeval tegelijk de hond uitlaten met de buurman, per toeval een briefje van €20,- vinden op straat.
A – Actie. Als er ergens actie is, is het wel op straat. Winkelen, onderweg zijn, wandelen, boodschappen doen, een praatje maken, het verkeer: noem maar op!
L – Leven. De straat leeft: kinderen die spelen, moeders met hun babies, verliefde pubers, drukke zakenmannen, oude omaatjes.
I – Irritaties. Die vervelende ringtone van degene die naast je zit op het bankje, die harde muziek, de man die voor je voeten loopt, hondenpoep in de voortuin, het groepje hangjongeren: irritaties van mensen zijn volop te vinden op straat!
V- Vervoer. Auto’s in de file, bussen, de taxi’s wachtend op klanten, scholieren op de fiets, stoere jongens op hun nieuwe scooters, wat zou de straat zijn zonder vervoer?
E – Entertainment. De straat is de plek bij uitstek om mensen te vermaken: de straatmuzikanten, het levend standbeeld, de tekenaar die portretten van voorbijgangers maakt, een groep straatdansers.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten